Maak hier een account aan om beoordelingen achter te laten en favorieten op te slaan.

Landweer; verdedigingswal in het landschap

 

 


Introductie

Volgens een archiefstuk uit de 14de eeuw was de aarden wal die de heer van Horn Willem VI opwierp aan de grens met het Hertogdom Gelre bestemd tegen het "inrijden des Heeren vianden van Hoern". Deze vijanden waren vermoedelijk afgedankte troepen uit de Honderdjarige Oorlog van Frankrijk (de oorlog waarin Jeanne d' Arc, de maagd van Orleans, een rol speelt),die met hun plunderingen en veediefstallen het land onveilig maakten. De kilometerslange Lankert liep van de Maas tot aan het woeste Peelgebied.

Op deze plek is een gedeelte van de Middeleeuwse verdedigingswal nog herkenbaar in het landschap. Waar Willem VI geen rekening mee had gehouden was dat de hertog van Gelre nog weiderechten bezat aan de andere kant van de landweer. Hij was dan ook verplicht om in zijn verdedigingswal een "koegat" aan te leggen.

Een bijzonder verhaal

Een oude grens in Noord-Limburg 

In de bossen in Kessel-Eik ligt een bijzonder landschappelijk overblijfsel uit de middeleeuwen verscholen: de Lankert of Lanterd, een zogenaamde landweer. Hetzelfde natuurgebied herbergt richting Neer nog een landschappelijk pareltje: het Afwateringskanaal, ook wel Neers kanaal genoemd. De Lankert en het Afwateringskanaal vertellen een oud verhaal over grenzen. We maken een sprong in de tijd. Voor de komst van de Fransen in 1795, die een einde maakten aan de territoriale versnippering van Limburg, behoorde het zogeheten Ambt Kessel tot het hertogdom Gelre. Het dorp Neer viel daarentegen onder het graafschap Horne. Er was dus vele eeuwen tussen dit Ambt Kessel en Neer niet alleen sprake van een dorpsgrens, maar ook van een territoriale grens. Waar die grens nu exact lag, is evenveel eeuwen een bron van twist geweest. De grens liep namelijk over "gemene" grond, d.w.z. onontgonnen, niet in cultuur gebracht land, waar de dorpelingen hun vee weidden, turf haalden voor de kachel en heide maaiden voor de potstallen (waarmee het akkerland werd bemest: het klinkt in onze huidige oren ongelofelijk, maar de vroegere landbouw had een schreeuwend tekort aan mest). Het economische belang van de woeste gronden was dus heel groot. Nu liepen in het gehele Peelgebied de gemoederen tussen de dorpen over het eigendom en het gebruik van deze gedeelde gronden regelmatig hoog op. Maar wat de dorpsruzie in dit geval zo bijzonder maakte, was dat door die territoriale grens ook al vlug de landheersers er bij betrokken werden, omdat elke grenswijziging hun soevereiniteit raakte.

Hoe is die landweer in Kessel-Eik gekomen? Ergens in de 14de eeuw legde Willem VI, heer van Horn, aan de noordgrens van zijn heerlijkheid een aarden grenswal aan: de Lankert. Met deze verdedigingswal, begroeid met doornig struikgewas en aan beide kanten voorzien van een sloot, kon geen leger worden tegengehouden, maar in veel gevallen wel zwervende soldaten. Dat was ook de bedoeling, want volgens een archiefstuk uit die tijd was de landweer bestemd tegen het "inrijden des Heeren vianden van Hoern". Deze vijanden waren vermoedelijk afgedankte troepen uit de Honderdjarige Oorlog van Frankrijk (de oorlog waarin Jeanne d' Arc, de maagd van Orleans, optrad), die met hun plunderingen en veediefstallen het platteland onveilig maakten. De kilometerslange landweer liep van de oevers van de Maas tot aan de Peelmoerassen bij Meijel. Gedeelten van de aarden wal zijn dus nog herkenbaar in het landschap; het duidelijkst in de bossen bij de Keup in Kessel-Eik. Klaarblijkelijk botste de Lankert met het feodale recht. Heer Willem had namelijk geen rekening gehouden met de weiderechten van de hertog van Gelre aan de Hornse zijde van de landweer. Willem was dan ook verplicht om in zijn landweer een "koegat" aan te leggen, waardoor de herder met zijn kudde kon passeren.I

n Kessel-Eik is nog een oude middeleeuwse landweer, de Lankert, in het landschap te zien
In Kessel-Eik is nog een oude middeleeuwse landweer, de Lankert, in het landschap te zien

De uiteindelijke grens tussen het graafschap Horne en het hertogdom Gelre kwam dan ook in 1657 iets ten zuiden van deze landweer te liggen en werd duidelijk in het landschap gemarkeerd met een droge greppel, die de "Geckengraef" werd genoemd. Over grote delen van het tracé van deze gekke graaf werd in 1857, ruim een halve eeuw na de verdwijning van de heerlijkheden Gelre en Horne, het Afwateringskanaal gegraven als afwatering van het Peelwater naar de Maas en als waterweg voor de aanvoer van materialen en de afvoer van turf. Het grootste gedeelte van dit Afwateringskanaal vormt tegenwoordig nog steeds de gemeentegrens tussen de gemeente Leudal en de gemeente Peel en Maas. Rijdend over de Napoleonsweg tussen Neer en Kessel-Eik of over de N562 tussen Roggel en Helden is deze grens tegenwoordig nauwelijks nog een hindernis. Heeft de grens in onze tijd alleen nog maar betekenis als gemeentegrens? Algemeen wordt de grens ervaren als de scheidslijn tussen Noord-Limburg en Midden-Limburg. Zo ligt Neer in Midden-Limburg en Kessel-Eik in Noord-Limburg. Maar veel interessanter is de onzichtbare dialectgrens of isoglosse, die nagenoeg aan het kanaal parallel loopt. Dit heeft tot gevolg dat ten noorden van deze dialectlijn bijvoorbeeld de liefde wordt verklaard met "Ich hald van dich", terwijl verliefden ten zuiden het houden op "Ich haoj van dich". Oude grenzen hebben iets gemeen met oude liefdes: ze roesten niet.