Kasteel Borgitter in Kessenich (B), pal over de grens bij Neeritter, werd in het begin van de 16de eeuw gebouwd door Jan van Waes, drossaard van het graafschap Horn.
Van het oorspronkelijk kasteel is niets bewaard gebleven. Enkel de hoektoren herinnert aan een oudere bouwfase (1610). Het huidige classicistische gebouw in Maaslandse stijl dateert uit het einde van de 18de eeuw en is gefundeerd op eiken palen.
De laatste telg van het geslacht van Waes, Anna-Salomé, huwde in 1756 met een Franse graaf. Zij verbleef vrijwel steeds in Parijs, waar zij in 1794 sneuvelde onder het mes van de guillotine omdat ze hulp aan de tegenstanders van de Franse revolutie had geboden. Haar goederen werden in 1804 openbaar verkocht aan Hendrik Joseph Michiels van Kessenich, advocaat uit Roermond. Hij werd in 1822 door koning Willem I in de adelstand verheven met de titel van baron. Door toedoen van zijn zoon bleef het kasteel na de Afscheiding in 1839 op Belgisch grondgebied, naar verluid omdat hij in dit land minder belasting hoefde te betalen.
De inmiddels verdwenen eikenbomen op de lanen van het kasteel vormden voor de in Neeritter geboren Gerard Krekelberg de inspiratie van de eerste regel van het Limburgse volkslied ‘Waar in ’t Bronsgroen eikenhout…’
“Belastingontwijking voor dummies”
“Ondank is des werelds loon”, maar ook “Het hemd is nader dan de rok” zijn twee spreekwoorden die spontaan opborrelen bij de naam baron Jan Alexander Hubert Michiels van Kessenich; kasteelheer van slot Borgitter, pal over de grens bij Neeritter. Zou hij in onze tijd hebben geleefd, dan was hij ongetwijfeld de auteur van het boek: “Belasting ontvluchten doe je zo” geworden. Met natuurlijk het succesvervolg, getiteld “Belastingontwijking voor dummies”. De baron zou de rijke Nederbelgen in Kinrooi, Neerpelt en Lommel waarschijnlijk stumperds hebben gevonden. Wie vlucht er nou voor de fiscus? Hij had een wel heel originele belastingtruc: beweeg zelf niet, maar verleg de grens. In zijn leven vond namelijk de Belgische opstand van 1830 plaats en kwam er een scheiding tussen Nederland en België tot stand.
Kasteel Borgitter en het bijbehorende landgoed waren door de autoriteiten in eerste instantie aan het Nederlandse Neeritter toegewezen. Bepalend voor deze deling was de loop van de Itterbeek, die dan een natuurlijke grens tussen beide landen zou vormen. Maar bij de scheiding werd ook rekening gehouden met de wensen van de grondeigenaren. Onze baron verkoos het om bij België te horen, omdat daar ook al in die tijd het belastingklimaat gunstiger was. Op zijn aandringen werd de grens vlak voor het kasteel afgebogen en om zijn landgoederen heen weer naar de beek toegeleid, waarmee Kasteel Borgitter uiteindelijk op Belgisch grondgebied kwam te liggen. Deze daad was redelijk ondankbaar jegens de Nederlandse staat. Nota bene een generatie eerder was zijn vader Hendrik-Jozef door koning Willem I met de titel baron in de adelstand verheven. Daarvoor was de kersverse baron zo dankbaar geweest dat hij als wapenspreuk had gekozen: “Alles door en voor den koning”. Trouw en aanhankelijkheid aan de koning is mooi moet zijn opvolger hebben gedacht, maar het mag geen geld kosten. Kijk en zo kennen we de mensheid weer.
Deze grensverschuiving heeft verderop in de geschiedenis nog een onbedoeld minuscuul neveneffectje gehad. U dient dan te weten dat in 1864 in Neeritter Gerard Krekelberg is geboren. We kennen hem als tekstschrijver van het Limburgse volkslied, waarvan de meeste Limburgers de befaamde eerste zin uit volle borst kunnen meezingen: “Waar in het bronsgroen eikenhout, ’t nachtegaaltje zingt”. De inspiratie voor deze regel heeft Krekelberg met grote zekerheid opgedaan langs de inmiddels verdwenen eikenbomenlaan van kasteel Borgitter, amper 500 meter van zijn nog steeds bestaande geboortehuis gelegen. Strikt genomen kwinkelt het nachtegaaltje dus in België. Maar het vogeltje fluit niet verweesd, want ook Belgisch-Limburg heeft het lied als provinciale hymne omarmd, zonder natuurlijk de vierde strofe waarin de aanhankelijkheid aan het Oranje-vorstenhuis wordt bezongen en die ook pas later is toegevoegd.
Overigens heeft een eerdere bewoonster van het kasteel het onttrekken van haar bezittingen aan het gezag met haar leven moeten bezuren. We zijn dan in de radicale fase van de Franse revolutie aanbeland, ongeveer in 1794, waarin de guillotine over Frankrijk heerste. Anna Salomé heette het slachtoffer. Geboren op kasteel Borgitter, was zij getrouwd met de Franse graaf de l’Aigle en daardoor verbleef zij vooral in Parijs. Ze was al redelijk op leeftijd en weduwe toen ze tijdens het schrikbewind van Robespierre onder het nationale scheermes haar hoofd verloor. Haar juwelen had ze geprobeerd te verstoppen en dat was door haar dienstmeid verklapt. Het Revolutionaire Tribunaal in Parijs had haar veroordeeld tot de doodstraf. In de kar waarmee ze naar het schavot werd gereden zat ook Madame Elisabeth, de zus van koning Lodewijk XVI. Troostend moet deze prinses op weg naar de dood tot haar medeveroordeelden hebben gesproken: ”Nog even en we zijn bij God”.
Het lijkt wel of het kasteel grossiert in verhalen over geld. Zo vond er in 1759 een voorval plaats rond een duppenschurger oftewel pottenkramer die de tol over de Itterbeek niet kon betalen. De toenmalige kasteelheer Jan-Philip van Waes was nogal een heethoofd en schoot na een uit de hand gelopen woordenwisseling de pottenventer pardoes dood. Nu had hij de pech dat de zoon van de pottenverkoper een beruchte bokkenrijder was, die de dood van zijn vader wilde wreken. Francis Goet, zoals zijn naam was, toog naar de kasteeleigenaar en toen deze hem vroeg naar zijn papieren, vuurde hij met een pistool een dodelijk schot af met de woorden: ‘Ik zal u een paspoort geven zoals mijn vader er een van u gekregen heeft”. Waarlijk, het waterslot Borgitter is een schatkist met kostelijke verhalen.
Nederland heeft het kasteel verloren met de Belgische scheiding, maar teruggekregen bij de Europese integratie.
(in voorbereiding; het kasteel in beeld)